Julia Blackburn, De vrouw die van Picasso bleef houden

Gepubliceerd op www.athenaeum.nl, augustus 2020, en op www.vertaalverhaal.nl, januari 2021

 

Tien jaar geleden vertaalde ik Wij Drieën, een autobiografische familiekroniek van Julia Blackburn. Toen het boek verscheen, werd ik uitgenodigd voor een literair avondje met de auteur, georganiseerd door Crossing Border in Den Haag.

Er was ook een etentje aan verbonden en ik kwam naast Julia’s echtgenoot te zitten, de Nederlandse beeldend kunstenaar Herman Makkink. Ze kende hem al van jongs af en hij speelt een sleutelrol in Wij Drieën. Het was een primeur voor mij: ik had nog nooit aan tafel gezeten met een personage uit een boek dat ik had vertaald. En ik hoorde bovendien dat Julia heel goed Nederlands sprak. Een lichte onrust maakte zich van me meester: ze kunnen dus beiden mijn vertaling lezen, en daar zullen ze dan ook wel een mening over hebben!

 

Juli Blackburn, De vrouw die van Picasso bleef houden

 

Moedertaal

Herman stelde me al snel gerust. Ik weet niet meer hoe hij het precies zei, maar zijn woorden kwamen ongeveer hierop neer: ‘Het was voor mij een heel vreemde ervaring om Julia’s boek in het Nederlands te lezen. Ik kende het natuurlijk al in het Engels, maar toen ik haar verhaal in mijn eigen taal las, drong pas goed tot me door wat een opmerkelijke geschiedenis het eigenlijk is geweest, en dat terwijl ik daar zelf nota bene deel van uitmaakte!’

Die reactie is me altijd bijgebleven en heeft bijgedragen aan een belangrijk besef. Je kunt je als tiener of volwassene een vreemde taal eigen maken en daar heel goed mee leren omgaan. Je kunt literaire werken lezen in die taal en met voldoende algemene ontwikkeling kun je ze ook prima doorgronden. Toch is het bijna onmogelijk om met zo’n taal dezelfde emotionele band op te bouwen als met je moedertaal, de taal die je als kind is aangereikt om de wereld en de mensen om je heen te leren kennen.

Als ik een boek uit het Engels vertaal, dring ik er dan ook verder in door dan als ik het alleen maar lees. Ik gebruik het vertrouwde gereedschap van mijn moedertaal (de Nederlandse zinsopbouw en woordenschat) om mijn grip op de tekst te versterken.

 

Betrokken

In de jaren daarna kreeg ik de kans nog twee mooie boeken van Julia te vertalen, Draad en Het lied van de tijd. Ik kon haar altijd om uitleg en toelichting vragen, maar de vertaling zelf vertrouwde ze me volledig toe. Totdat ze eind 2019 een bundel prozagedichten publiceerde, The Woman Who Always Loved Picasso.

De 42 gedichten zijn allemaal geschreven vanuit het perspectief van Marie-Thérèse Walter, een van de minnaressen van Picasso. En tegen de tijd dat ik een eerste, ruwe versie van mijn vertaling had gemaakt, kwam er een bezorgd mailtje van Julia. Zou het me wel lukken om de juiste toon te treffen? Ze gaf aan dit keer wat nauwer bij het vertaalproces betrokken te willen zijn.

Ik besloot een sprong in het duister te nemen en stuurde haar mijn eerste versie, in de wetenschap dat ik nog zoekende was en formuleringen had uitgeprobeerd zonder me ergens op vast te leggen, gewoon om te kijken wat dat opleverde. Julia besprak de gedichten met haar Nederlandse vriendin Sandra van Beek en kwam met een reactie: ik had de toon hier en daar al aardig te pakken, maar er waren ook passages die haar onwaarachtig in de oren klonken.

‘Wat ik vooral wil behouden, is de eenvoud van de taal, mijn pogingen om te “spreken” met de ietwat kinderlijke stem van Marie-Thérèse, en een vrouwelijk perspectief te bieden op wat het betekent om een “muze” te zijn.’

In eerste instantie verbaasde ik me een beetje over dat woord ‘kinderlijk’. Marie-Thérèse komt uit de gedichten naar voren als een wijze vrouw met een scherp inzicht in het gedrag van zichzelf en anderen. Totdat ik begreep waar het om draaide: die inzichten worden uitgedrukt in de eenvoudige spreektaal van iemand die niet heel veel scholing had genoten. Ook in vertaling moest ik het voor elkaar krijgen om die twee elementen met elkaar in balans te brengen.

 

Contouren/vorm door/van mij

Laat ik een simpel, maar sprekend voorbeeld geven. Dit is de manier waarop Marie-Thérèse zich afvraagt wat Picasso nu eigenlijk voor haar voelde:

Did he care for me,
the person who I was
then
with him?
Or did he only care
for the art
that took its shape
from me?

In mijn kladversie luidde dat:

Gaf hij om mij,
degene die ik was
toen
bij hem?
Of gaf hij alleen
om de kunst
die haar contouren
aan mij ontleende?

Voor een ruwe eerste versie klinkt dat behoorlijk chic, de contouren die hij aan haar ontleende, maar Julia struikelde er natuurlijk over: zulke mooischrijverij was niet de bedoeling. Ze kwam met de suggestie:

of gaf hij alleen
om de kunst
die vorm kreeg
door mij?

Dat klonk zeker eenvoudiger, maar nu ik Marie-Thérèse eenmaal wat beter voor me zag, leek me dat nog steeds niet spreektalig genoeg. ‘De kunst die vorm kreeg door mij’, dat hoorde ik haar niet zeggen. Uiteindelijk kwam ik tot:

Of gaf hij alleen
om de kunst
die de vorm
van mij kreeg?

Zo bespraken we meer passages. Hier en daar werden woorden vervangen, maar belangrijker nog, om de Nederlandse stem van Marie-Thérèse zijn eigen natuurlijke cadans te geven, zag ik ook meer ruimte om woorden en regels te verplaatsen. Julia herkende steeds meer van de stem die ze wilde horen en vertrouwde op mijn intuïtie als moedertaalspreker.

Het komt natuurlijk vrijwel nooit voor dat je een auteur zo nauw kunt betrekken bij het vertaalproces. Van tevoren zag ik wel wat beren op mijn weg (wat te doen als we het niet eens worden?), maar uiteindelijk werd het een ervaring die ik niet had willen missen.